De Fair Green & Global-alliantie bestaat uit 6 Nederlandse organisaties en meer dan 1000 organisaties en netwerken in het Zuiden. Samen werken we aan de versterking van de stem van maatschappelijke actoren in het publiek en politiek debat. We focussen ons op de regels die bepalen hoe ons internationale handels- en financiële systeem eruit ziet, en leggen verbanden tussen de manier waarop we onze mondiale economie georganiseerd hebben en de effecten die dat heeft op mensen en milieu wereldwijd.
De brede FGG Alliantie besteedt tijd aan het debat over handels- en investeringsverdragen. Zo werken we met lokale groepen in Latijns-Amerika op het EU-Mercosur verdrag en werken we samen met Indonesische organisaties in een kritische campagne rond het Comprehensive Economic Partnership Agreement (CEPA). Daarnaast richten we ons op het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) tussen de EU en Canada. Eerder was de alliantie actief in het debat rondom het – voorlopig in de ijskast gezette – Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) tussen de EU en de VS. Ook maken we ons hard voor het afschaffen van het - nu nog overwegend Noord-Noord gerichte - Energy Charter Treaty? Waarom doen we dat?
Schijnwerpers op de impact van het handelsmodel
In gesprekken binnen de bij FGG aangesloten organisaties is er een stevige consensus; iedereen die binnen FGG actief is, draagt bij aan het voorkomen van maatschappelijk onverantwoord gedrag door bedrijven. Dat doen we door dat gedrag te problematiseren en de impact ervan te laten zien, richting betrokken overheden in de hele wereld en dus ook richting publiek, politiek en beleidmakers in Nederland.
Handelsverdragen als CETA, TTIP of ECT versterken de privileges en beschermingen van grote multinationale ondernemingen. Ze vergroten hun markttoegang voor zowel producten als diensten en helpen hen hun toch al dominante marktpositie verder te verstevigen. De ontwikkelingsdimensie daarvan in de hele wereld is zeker niet onverdeeld positief* Wat is er mis met de huidige handelsagenda? - Het huidige internationale handelsregime heeft een grote impact op de wereldeconomie. In vijfentwintig jaar tijd is de waarde van de wereldhandel vervijfvoudigd: van 8,7 triljoen dollar in 1990 tot meer dan 46 triljoen dollar in 2014. Volgens cijfers van de Wereldhandelsorganisatie zijn tussen 1950 en 2010 de wereldwijde exportvolumes ruim 32 keer toegenomen. De enorme groei van de wereldhandel heeft bijgedragen aan een wereldwijde economische groei en inkomensstijgingen en verbeterde leefomstandigheden voor een deel van de wereldbevolking, met name in Azië. Maar de wetten van de globalisering hebben die groei oneerlijk verdeeld en voor velen economische onzekerheid gecreëerd. Bovendien verdraagt ons milieu geen onbelemmerde economische groei. Groeiende ongelijkheid en economische onzekerheid - Meer dan de helft van alle economische groei ging de voorbije dertig jaar naar de rijkste 5 procent van de bevolking. Acht mannen bezitten evenveel rijkdom als de 3,6 miljard mensen die gezamenlijk de armste helft van de totale wereldbevolking uitmaken. De armste 10 procent boekte in de afgelopen dertig jaar gemiddeld geen enkele vooruitgang in hun inkomen. Velen gingen er zelfs op achteruit en verloren hun baan met de verhuizing van de productie naar lagelonenlanden. Onverenigbaar met een duurzame economie - De groeiende wereldhandel leidt tot extra uitstoot van broeikasgassen door toenemend transport, per vliegtuig, per schip en per vrachtwagen. Nu al zijn de scheep- en luchtvaart verantwoordelijk voor 8 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. Als er geen maatregelen worden genomen kan dat aandeel groeien tot bijna 40 procent in 2050: beide sectoren groeien fors als gevolg van toenemende wereldhandel. Democratie en rechtsstaat verliezen zeggenschap over de economie - Internationale handelsverdragen verkleinen de democratische zeggenschap en controle over onze economie en versterken de wereldwijde macht, invloed en rechten van multinationals. Internationale bedrijven hebben volop mogelijkheden om belasting te ontwijken, zijn vaak in staat om landen met elkaar te laten concurreren op de gunstigste vestigingsvoorwaarden en genieten vaak investeringsbescherming via parallelle claimrechtsspraak. Nationale democratieën staan regelmatig machteloos tegenover de sterke positie van multinationals. Multinationals hebben vaak een bevoorrechte toegang tot de handelsonderhandelingen. Hierdoor kunnen ze meelezen en zelfs meeschrijven aan internationale handels- en investeringsregels. Buitenlandse bedrijven zitten op de eerste rij om handelsbelemmeringen’ terug te dringen, wat kan gaan om gezondheidsregels, veiligheidsregels, milieuregels of arbeidsrecht. Onzekerheid voor werknemers - De vrijheid van bedrijven is de onzekerheid van de arbeider. Globalisering maakt het voor bedrijven makkelijker om zich te vestigen, of onderdelen te laten produceren, daar waar de omstandigheden het gunstigst zijn. Dat heeft de onderhandelingspositie van veel laagopgeleide werknemers wereldwijd geen goed gedaan. Dat is terug te zien in inkomens, arbeidsomstandigheden en flexibilisering van arbeidsmarkten. Rechten van bedrijven krijgen voorrang op mens en milieu - Via internationale afspraken worden handelsbelangen beter beschermd dan de belangen van arbeiders, het milieu en de duurzame toekomst van onze landbouw. Handelsregels kunnen worden afgedwongen via het WTO-tribunaal en investeringen worden beschermd door afspraken in bilaterale verdragen. Voor de bescherming van mens en milieu zijn er verschillende klachtenprocedures (zoals de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen), maar geen instrumenten met tanden. Daarmee blijven de normen die mens en milieu moeten beschermen vaak vrijblijvend. Voor een uitgebreide analyse en een alternatieve handelsagenda, zie: Bart-Jaap Verbeek & Freek Bersch, Handelsagenda voor een eerlijke en duurzame economie, Milieudefensie, 2017, https://milieudefensie.nl/actueel/handelsagenda-voor-duurzame-en-eerlijke-economie.pdf. Zo werden milieustandaarden verzwakt in de onderhandeling van TTIP, wat lijnrecht ingaat tegen de belofte om duurzame ontwikkeling te stimuleren en klimaatverandering tegen te gaan. En dat terwijl klimaatverandering wereldwijde impact heeft, waarbij lokale gemeenschappen en met name vrouwen in bijv. de Sahel of Bangladesh de grootste impact ervaren. Daarnaast zetten handelsverdragen zoals CETA, TTIP of ECT de verkeerde toon voor toekomstige handelsverdragen met ook Zuidelijke landen. Daarom vinden de FGG Alliantie en haar partners het belangrijk om deze handelsverdragen onder de loep te nemen.
De kritiek op het huidige model voor handelsbetrekkingen in een notendop
Liberalisering van handel, het opengooien van markten voor buitenlandse dienstenaanbieders en investeringen en de bescherming van buitenlandse investeerders. Dat is waar het in moderne handels- en investeringsverdragen om gaat. Liberalisering, privatisering en commercialisering gaan hand in hand om marktpartijen meer speelruimte te geven, ook als het gaat om basisdiensten zoals water, elektriciteit, gezondheidszorg, onderwijs en gebruik van land en bossen. Niet in de laatste plaats omdat overheden, zeker in ontwikkelingslanden, als tarieven op de handel in goederen worden afgebouwd, minder geld binnenkrijgen en daarmee ook minder middelen overhouden om allerlei basisvoorzieningen zelf aan te bieden. Commerciële bedrijven nemen het over. En die zijn vaak niet geïnteresseerd in het leveren van basisdiensten aan armere en meer gemarginaliseerde groepen in de samenleving. Aan hen valt immers niet veel te verdienen. Zo kunnen internationale handels- en investeringsverdragen voor de meest kwetsbare groepen in de samenleving ten koste gaan van de toegang tot zulke diensten.
Onder handels- en investeringsverdragen krijgen buitenlandse investeerders ook toegang tot overheidsaanbestedingen. De regels die daarvoor standaard worden afgesproken, maken het moeilijker voor overheden om voorkeursbeleid te voeren om lokale bedrijvigheid en werkgelegenheid te stimuleren (casus*Zogenaamde prestatie-eisen om lokale werkgelegenheid te bevorderen, de overdracht van kennis en vaardigheden te en back-links te creëren met de binnenlandse economie zijn een belangrijk ontwikkelingsinstrument voor veel minder-ontwikkelde landen. Het gebruik van dergelijke maatregelen wordt echter beperkt door vrijhandelsovereenkomsten en internationale investeringsovereenkomsten. Een paar voorbeelden: Indonesië’s nieuwe handelswet uit 2014 is gericht op de ontwikkeling van lokale productie om de economische groei te stimuleren. De wet maakt het makkelijker voor de overheid om lokale industrieën te beschermen en verplicht bedrijven om lokaal geproduceerde goederen te gebruiken in hun bedrijfsprocessen. De wet stelt de overheid ook in staat om handelsbeperkingen en -verboden op te leggen aan diensten en om export en import te beperken als dat nationale belangen dient. Bijvoorbeeld om aan lokale vraag te voldoen, het aanbod van grondstoffen voor binnenlandse industrieën veilig te stellen en te zorgen voor evenwicht op de handelsbalans. Dit is heikele kwestie in de CEPA-onderhandelingen tussen de EU en Indonesië. In het belang van het verbeteren van de markttoegang voor haar investeerders, zou de EU graag zien dat dergelijke maatregelen worden afgeschaft. (Zie: https://www.somo.nl/wp-content/uploads/2018/02/The-EU-Indonesia-CEPA-negotiations.pdf) Om de positie te verbeteren van Zuid-Afrikanen die lang op achterstand zijn gezet door het Apartheid-systeem, bepaalt Zuid-Afrika dat deze groepen voor 15% eigenaar moeten zijn van bestaande mijnbouwbedrijven en voor 26% van bedrijven die nieuwe exploitatierechten aanvragen. Bovendien moet een minimumpercentage aan banen op alle niveaus worden gereserveerd voor historisch achtergestelde Zuid-Afrikanen. De introductie van deze bepalingen leidden onmiddellijk tot een ISDS-claim tegen de Zuid-Afrikaanse regering. Ook maatregelen zoals bepalingen dat bepaalde producten lokaal moeten worden geproduceerd (bijv. Nigeria), om apparatuur, materialen en producten te gebruiken die lokaal worden vervaardigd (bijv. Kazachstan), lokale inkoop van diensten (bijv. Indonesië), reservering van bepaalde functiecategorieën voor eigen onderdanen (bijv. Ghana), quota voor het aannemen van lokale werknemers (bijv. Angola) of opleidingsvereisten (bijv. Maleisië) en exportbelastingen (bijv. Indonesië, China, Vietnam) zijn buitenlandse investeerders een doorn in het oog. (Zie bijvoorbeeld Ramdoo, I., Lokale inhoud, handel en investeringen: blijft er beleidsruimte over voor de ontwikkeling van koppelingen in landen die rijk zijn aan hulpbronnen ?, ECDPM Discussion Paper, december 2016, https://ecdpm.org// wp-content / uploads / DP205-Local-Content-Trade-Investment-Ramdoo-december-2016.pdf) Zelfs maatregelen om het minimumloon voor de lokale bevolking te verhogen, kunnen onderwerp worden van een ISDS-claim: toen Egypte besloot het nationale minimumloon te verhogen, diende de Franse multinational Veolia een ISDS-claim in om te worden gecompenseerd voor deze stijging van de exploitatiekosten, op basis van een contract dat het bedrijf een stabiel investeringsklimaat beloofde.).
ISDS-mechanisme
En als klap op de vuurpijl krijgen buitenlandse investeerders de mogelijkheid om overheden -buiten de nationale rechter om – voor een internationaal tribunaal te dagen. Daar kunnen ze compensatie eisen en krijgen als een overheid de regels aanpast op een manier die hun winstverwachting dreigt te schaden. Ook al treedt die overheid op in het bredere algemene belang. Alleen al het dreigen met zulke investeringsclaims onder dit beruchte ISDS-mechanisme zet - en niet alleen in ontwikkelingslanden - een zware rem op de beleidsvrijheid van overheden (casus* In 2003 waarschuwde de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN al voor het remmende effect dat internationale investeringsverdragen kunnen hebben op overheidsbeleid om mensenrechten te bevorderen en het milieu te beschermen. Dit verschijnsel wordt in jargon ook wel ‘regulatory chill’ genoemd. Juristen van advocatenkantoren die betrokken zijn bij ISDS-zaken bevestigen dat ISDS wordt benut om politieke druk uit te oefenen. Zo zei Peter Kirby, jurist bij Fasken Martineau over ISDS: “Het is een lobby-instrument, in die zin dat je het kunt gebruiken om te zeggen ‘OK, als jullie dit doorzetten, dan zullen wij een zaak aanspannen om compensatie te eisen.’ En dat wil nog wel eens tot een koerswijziging leiden.” (geciteerd in: 50 jaar ISDS - Een mondiaal machtsmiddel voor multinationals gecreëerd en groot gemaakt door Nederland, TNI/BothEnds/SOMO/Milieudefensie (2018) - https://www.somo.nl/wp-content/uploads/2019/03/50-jaar-ISDS.pdf). ‘It’s a lobbying tool in the sense that you can go in and say, “Ok, if you do this, we will be suing you for compensation”. It does change behaviour in certain cases.’ (geciteerd in het door FGG en samenwerkingspartners opgestelde rapport ‘Trading Away Democracy - How CETA’s investor protection rules threaten the public good in Canada and the EU’ (2014, p. 4 - https://www.bothends.org/nl/Actueel/Publicaties/CETA-Trading-away-democracy/) En een partner van advocatenkantoor Allen & Overy stelde onomwonden: ‘Treaty claims can provide a very powerful means of putting pressure on state opposition and must be considered as part of counsel’s advice on overall dispute management strategy.’ (zie: Global Arbitration Review, “Dos and don’ts for counsel”, 1 February 2006, http://globalarbitrationreview.com/journal/article/18270/dos-donts-counsel/) Parlementariër Charles Santiago, lid van de Democratic Action Party uit Maleisië, vertelt regelmatig op openbare bijeenkomsten hoe de ISDS-zaak van Philip Morris tegen Uruguay en Australië – een miljardenclaim - er in zijn land toe leidde dat anti-rookmaatregelen werden uitgesteld. Ook in Nieuw-Zeeland wilde men eerst kijken hoe het Australië in deze zaak zou vergaan voordat men eigen maatregelen wilde doorvoeren. (zie: Socialising losses, privatising gains: how Dutch investment treaties harm the public interest, Briefing by SOMO, Both ENDS, Milieudefensie, and TNI, January 2015, https://www.somo.nl/socialising-losses-privatising-gains/ Een land als Indonesië, dat de druk die uitgaat van ISDS-claims aan den lijve heeft ondervonden, stelt vast ‘that the threat of ISDS can lead to a “regulatory chill”, where governments become hesitant to undertake legitimate regulatory measures within the public’s interest for fear of claims, thus hindering the government’s right to regulate. Any time a government changes or promulgates new regulations, it exposes itself to potential legal claims by investors. The fear that international arbitration panels decide in favour of the investors may affect governments’ action in carrying out legitimate policy changes in the future. As a result, governments risk losing their policy space and limiting their right to regulate for fear of being put through litigation or facing threats from discontent investors.’ (bron: https://undocs.org/en/A/CN.9/WG.III/WP.156 ) Indonesië kan het weten: het land ging in 2002 onder druk van dreigende investeringsclaims akkoord met het (beperkt) toestaan van mijnbouw in beschermd bosgebied (zie: Nabiel Makarim Agrees with Mining in Protected Forests, MAC, 15 June 2002 http://www.minesandcommunities.org/article.php?a=7737). Mijnbouwbedrijven bleven ook in de jaren die volgden middels ISDS druk uitoefenen. Mijnbouwer Newmont gebruikte de dreiging van een ISDS-claim om onder de aanscherping van Indonesië’s mijnbouwwet uit te komen (zie het rapport van TNI en haar parners Indonesia for Global Jsutice en het EU-ASEAN FTA Network, The case of Newmont Mining vs Indonesia (2014) https://www.tni.org/files/download/newmont-indonesia-case-4.pdf). In 2012 spande mijnbouwgigant Churchill nota bene een ISDS-claim aan om schadevergoeding te krijgen voor het intrekken van een vergunning die het bedrijf middels frauduleuze praktijken had verkregen (zie: https://www.iisd.org/itn/2018/10/18/churchill-mining-v-indonesia/) Daarom besloot Indonesië in 2014 al zijn bilaterale investeringsverdragen op te zeggen en te kiezen voor het afsluiten van nieuwe verdragen die de beleidsvrijheid van de overheid beter zouden garanderen. Steeds meer (ontwikkelings)landen zitten inmiddels op de lijn dat investeringsbescherming niet ten koste mag gaan van de eigen beleidsdoelen, duurzame ontwikkeling, milieubescherming en mensenrechten (zie bijv. ‘Recent Trends in Investment Arbitration in Africa’, Global Arbitration Review, 11 april 2019, https://globalarbitrationreview.com/insight/the-middle-eastern-and-african-arbitration-review-2019/1190119/recent-trends-in-investment-arbitration-in-africa). Overigens wordt de remmende werking van ISDS op de beleidsvrijheid ook in rijke landen gevoeld. Een recent voorbeeld: In 2017 dreigde het Canadese olie- en gasbedrijf Vermilion een claim in te dienen tegen Frankrijk als dat land een vergaande klimaatmaatregel zou doorvoeren die het winnen van fossiele brandstoffen moest beperken. Frankrijk zwichtte voor deze druk en zwakte de ‘wet-Hulot’ sterk af. (zie http://10isdsstories.org/cases/case5/) In Nederland dreigt het Duitse energiebedrijf Uniper met het aanspannen van een ISDS-claim tegen de Nederlandse staat vanwege het besluit om in 2030 kolencentrales voor de opwekking van elektriciteit te sluiten, als onderdeel van de maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan (https://isds.bilaterals.org/?netherlands-faces-isds-threat).). Het gaat in zulke zaken namelijk om vele tientallen, zo niet honderden miljoenen, te betalen uit publieke middelen – wat dus automatisch ten koste gaat van de overheidsbestedingen.
ISDS heeft vooral in ontwikkelingslanden een bijzonder negatieve uitwerking. In die landen is immers juist vaak uitbreiding en aanscherping van regelgeving gewenst, bijvoorbeeld om mensenrechten beter te waarborgen, sociale rechten en voorzieningen uit te breiden en het milieu beter te beschermen. Moderne handels- en investeringsovereenkomsten perken de mogelijkheden in voor overheden om hierop actie te ondernemen.
Ervaringen van het mondiale Zuiden
In de Fair, Green & Global-alliantie worden de ervaringen van haar Zuidelijke organisaties al jaren gedeeld. Die ervaringen bevestigen keer op keer dat de vergaande openstelling van markten voor Noordelijke multinationals vaak echt prematuur was en is, en ten koste gaat van de evenwichtige ontwikkeling van hun nationale economieën. Verhalen over privatisering en commercialisering van publieke diensten (water, energie) en grote Noordelijke bedrijven die de krenten uit de pap kwamen pikken, en geen interesse hadden in het bedienen van armere bevolkingsgroepen of mensen woonachtig in dunbevolkte en afgelegen – en dus commercieel minder interessante - gebieden. Over grote farmaceutische bedrijven die, met de in handelsverdragen afgesproken regels over de bescherming van intellectueel eigendom in de hand, hun monopolies beschermen en de productie van goedkope merkloze medicijnen probeerden tegen te houden. En vooral ook verhalen over hoe grote multinationals zich steeds vaker groot en machtig genoeg voelden om de mogelijkheid te benutten die investeringsverdragen hen boden om middels (dreigen met) ISDS-claims de regels naar hun hand te zetten, af te zwakken of soms zelfs tegen te houden - zelfs als de regels werden veranderd om mensenrechten of het milieu beter te beschermen.
De bestaande structuren lijken zich, ondanks het feit dat bovenstaande effecten bekend zijn, alleen maar verder uit te breiden en te verdiepen. Een voorbeeld daarvan is het feit dat nieuwe handels- en investeringsverdragen steeds vaker verwijzingen bevatten naar het zogenaamde UPOV91-verdrag. Dat bestempelt zaaigoed tot het intellectueel eigendom van grote bedrijven en maakt het moeilijk voor boerinnen en boeren in het mondiale Zuiden om eigen zaaigoed te gebruiken en uit te wisselen. Dit zou de nekslag betekenen voor kleine landbouwers in ontwikkelingslanden, die een groot deel van de bevolking voeden en met deze manier van werken garanderen dat de diversiteit van hun zaaigoed zo groot mogelijk blijft.
CETA en TTIP: Een ingang voor kritiek op het model in Europa
Ondanks de indringende verhalen uit het Zuiden die we sinds meer dan 10 jaar voor het voetlicht hebben gebracht, bleef het moeilijk om onze fundamentele kritiek op de manco’s en risico’s van het vrijhandels- en investeringsmodel dwingend op het netvlies van onze beleidmakers te krijgen. Dat veranderde toen de EU besloot om handels- en investeringsverdragen te gaan uitonderhandelen met de VS en Canada. Nu deze verdragen geen ver-van-mijn-bed show meer waren, werd het Nederlandse publiek en de Nederlandse politiek zich bewust van de risico’s die deze verdragen met zich meebrengen voor de schatkist en de beleidsvrijheid – iets waar landen in het mondiale Zuiden al jaren mee te maken hebben.
De FGG-partners sloegen de handen ineen met hun Zuidelijke partners om de problemen waar we al jaren aandacht voor vroegen, breed over het voetlicht te brengen. En dat sloeg aan. Het idee dat Amerikaanse en Canadese bedrijven middels een handels- en investeringsverdrag hier in Europa – en onze bedrijven daar - straks een vinger in de pap zouden kunnen krijgen bij hoe onze regels voor productveiligheid, consumentenbescherming, sociale standaarden en milieunormen eruit gaan zien, en middels het investeringsgeschillenbeslechtingsmechanisme ISDS druk op de overheid zouden kunnen uitoefenen als er niet genoeg aan hun wensen tegemoet zou komen, maakt de mensen in Nederland wakker. In heel Europa werd gedemonstreerd tegen TTIP en CETA. En in minder dan geen tijd zetten ruim 3 miljoen mensen een handtekening onder een burgerinitiatief tegen deze verdragen. Olie op het vuur was de claim van energiereus Vattenfall, die onder het Energy Charter Treaty bijna 5 miljard euro compensatie eiste van Duitsland over de politiek beslissing om kernenergie uit te faseren. Net zoals de claim van het Canadese Gabriel Mining tegen Roemenië, dat dit bedrijf een milieuvergunning weigerde: de goudwinning door Gabriel Mining dreigde een beschermd natuurgebied te vervuilen met cyanide. Gabriel Mining eist nu een vergoeding voor de winsten die het de komende jaren had verwacht te maken en die het nu misloopt: een bedrag van 5,7 miljard dollar, oftewel bijna 3% van het Roemeense BNP. Die zaak maakt onmiddellijk duidelijk hoe groot het gevaar van investeringsarbitrage in handels- en investeringsverdragen is.
Ruimte creëren voor hervormingen
Eindelijk waren er mogelijkheden om een ingang te vinden voor onze kritische analyses van het exportgeleide model van exponentiële groei dat niet duurzaam is en wereldwijd voor groeiende ongelijkheid tussen en vooral binnen landen zorgt. Mogelijkheden om ook in Nederland echt invoelbaar te maken met welke druk ontwikkelingslanden door handelsliberalisering en investeringsbescherming al veel langer te maken hebben. En met de oneigenlijke machtspositie die dit multinationale ondernemingen geeft om tegen bredere maatschappelijke belangen in te gaan. Mogelijkheden om de positie van de EU als agenda-setter in handelsonderhandelingen te beïnvloeden. Mogelijkheden ook om aan te dringen op beleidsverandering en daarin ook gehoord te worden.
En met succes. Onder druk van maatschappelijke organisaties in de EU, gesteund door de ervaringen van sociale bewegingen uit het Zuiden, maakt een duurzaamheidshoofdstuk nu standaard deel uit van de handelsverdragen van de EU. Ook heeft de Europese Commissie in CETA en het handelsverdrag met Vietnam stappen gezet om tenminste de procedure voor internationale investeringsgeschillen te verbeteren. Er moet nog veel meer gebeuren om handels- en investeringsverdragen echt eerlijk, duurzaam en toekomstbestendig te maken, maar het is een begin.
Voor toekomstbestendige handelsrelaties is er meer nodig
De hervormingen gaan ons en onze partners nog niet ver genoeg. De Europese Commissie verdedigt CETA als het meest vooruitstrevende handels- en investeringsverdrag ooit en promoot het als de blauwdruk voor toekomstige EU-handelsverdragen. Maar het duurzaamheidshoofdstuk in CETA is niet bindend, en eigen onderzoek van FGG-organisaties wijst uit dat de meest controversiële ISDS-zaken ook onder het hervormde investeringsgeschillenbeslechtingsmechanisme in CETA – dat de nieuwe naam Investment Court System (ICS) meekreeg - nog gewoon zouden kunnen plaatsvinden: Onder ICS blijven de brede grondslagen waarop bedrijven zaken tegen staten kunnen aanspannen gewoon bestaan. Toch wil de EU het ICS-systeem verder institutionaliseren in een Multilateral Investment Court . En zijn er grootste plannen om het Energy Charter Treaty, met zijn mogelijkheid voor investeerders om staten aan te klagen, verder uit te breiden richting Azië en Afrika.
Genoeg werk aan de winkel dus voor critici van dit model. En genoeg reden ook voor ons als FGG-organisaties om ons te richten op ‘Zuidelijke’ en ‘Noordelijke’ verdragen. En ons te verzetten tegen CEPA, EU-Mercosur en ook de ratificatie van CETA als onderdeel van een gemankeerd handelsmodel dat niet duurzaam is en de economische machtspositie van toch al marktdominante partijen verder versterkt. Het is juist dit CETA- model dat de EU zal hanteren in haar toekomstige handels- en investeringsverdragen, ook met ontwikkelingslanden. Terwijl een toekomstbestendig wereldwijd handelsmodel er heel anders uit zou moeten. Daarover zijn wij en onze Zuidelijke partners het meer dan eens. Daarom zullen wij advocacy blijven voeren tegen onduurzame handels- en investeringsverdragen zoals CETA en overeenkomsten zoals het EU-Mercosur-verdrag en de CEPA met Indonesië, zolang die op dezelfde onduurzame leest geschoeid blijven. Tegen TTIP, als die onderhandelingen weer worden vlotgetrokken. Tegen uitbreiding van het Energy Charter Treaty als dat niet een volledig andere grondslag krijgt. En tegen verdere institutionalisering van investor-to-state dispute settlement in een multilateraal investeringshof.
‘CETA’ als onderdeel van capaciteitsversterking over en weer
Mutual Capacity Development blijft de kern van het werk van de Fair, Green & Global-alliantie. Dat is al lang geen top-down-verhaal meer, maar heel duidelijk een kruisbestuiving. Onze Zuidelijke partners geven aan dat onze kritiek op de Europese handelsagenda hen helpt om hun eigen strijd kracht bij te zetten. Net zoals hun verhalen uit de praktijk ons kritische verhaal aanscherpen. Hun ervaringen hebben ons geholpen de fundamentele tekortkomingen van het model hier op de kaart te zetten. Het wereldwijde verzet tegen ISDS heeft niet alleen geholpen om investeringsgeschillenbeslechting in de USMCA (de nieuwe NAFTA) flink in te perken. Ons verzet hier heeft onze Zuidelijke partners in Azië ammunitie verschaft in hun succesvolle campagnes om investeringsgeschillenbeslechting buiten het RCEP-verdrag te houden. De kritische analyses en ervaringen uit de praktijk die we via onze netwerken kunnen verspreiden, helpen enerzijds Afrikaanse landen zich in onderhandelingen over handels- en investeringsverdragen zelfbewuster op te stellen tegenover de eisen van economische machtsblokken als de EU. En hebben er anderzijds toe geleid dat Nederland haar model-investeringsbeschermingsovereenkomst is gaan herzien en daarin nu voor het eerst ook bepalingen omtrent duurzaamheid en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven heeft opgenomen).
Brede samenwerking ontstijgt traditionele Noord-Zuidverhouding
De FGG-alliantie is onderdeel van een dynamisch veld van maatschappelijke organisaties en sociale bewegingen wereldwijd. Met onze partners en zusterorganisaties in Europa, Afrika, Azië, Noord- en Zuid-Amerika en zelfs Oceanië zorgen we ervoor dat er steeds meer en kritischer wordt gekeken naar de nadelen van ‘corporate globalisation’, i.e. het exportgeleide exponentiële groeimodel dat daaraan ten grondslag ligt en de doorgeschoten machtspositie van oligopolistische trans- en multinationale ondernemingen.
We werken niet alleen op handels- en investeringsrelaties tussen landen. Ook op andere vlakken werken we samen met onze partners en netwerken aan het versterken van de maatschappelijke aansprakelijkheid van bedrijven, bijvoorbeeld op het gebied van betalen van belasting. En spelen we gezamenlijk een belangrijke rol in de lobby en advocacy vóór een VN-verdrag dat moet zorgen dat multinationale bedrijven niet langer via gewiekste constructies hun verantwoordelijkheid voor mensenrechten kunnen ontlopen, maar daarvoor rechtstreeks aansprakelijk kunnen worden gesteld. En plaatsen we dit ook in de context van milieuvernietiging, aantasting van de biodiversiteit en klimaatverandering.
Het huidige economische model zorgt wereldwijd voor grote problemen. En vraagt daarmee ook om wereldwijde problematisering. En dat is wat wij doen. Vanuit onze netwerken van maatschappelijke organisaties en sociale bewegingen wereldwijd. In Noord en Zuid. In Oost en West. In gezamenlijkheid en in alle arena’s die daarvoor kansen bieden. Vanuit het besef dat de grote problemen waar wij ons in deze tijd mee geconfronteerd zien – klimaatverandering, aantasting van milieu en biodiversiteit, en groeiende ongelijkheid in en tussen landen; en liberalisering van handel en investeringsbescherming als exponent daarvan – boven een traditionele Noord-Zuid-verhouding uitstijgen.